naar vorige nummer

Au Courant 21 / 1 (maart 2015), pags. 1–2

dit artikel in pdf

naar volgende artikel

Alles Mag – een satirisch blad dat niet van de grond kwam

Job Schouten, Persmuseum

In juli 1954 is het opmerkelijke blad Alles Mag. Dagblad ter verbreiding van het wantrouwen, jaargang 1 nummer 1, verschenen, zonder enige vermelding van maand of jaar. Aan de hand van een artikel in Het Parool van 20 juli 1954 kunnen we achteraf vaststellen dat het blad maandagavond 19 juli is gepresenteerd in een etablissement aan het Rembrandtplein in Amsterdam. Het in krantenformaat verschijnend blad telde 16 pagina's, van 90/100 g chamois getint opdikkend romandrukpapier, gedrukt in tweekleurendruk (rood/zwart) en is voor tweederde volgetekend met cartoons. Het colofon meldt dat het blad onregelmatig verschijnt “en wordt met tegenzin uitgegeven door De Bezige Bij [. . .] Het is niet mogelijk zich op dit blad te abonneren. Het is uitsluitend verkrijgbaar in de boekhandel en aan kiosken. Het tweede nummer zal te zijner tijd verschijnen. De prijs per nummer is 50 cent”.
De uitgave is een initiatief van oud-medewerkers aan het satirische maandblad Mandril, dat in januari 1953 ter ziele was gegaan. Naast het colofon is een mandril afgebeeld, die een glas heft; de illustratie is omkaderd met de tekst “De Oude Herberg, Handboogstr. 17, het oude nest van Mandril“.

In hetzelfde artikel van Het Parool is te lezen dat al voor de verschijning van Alles Mag de Nederlandse Spoorwegen de uitgever heeft laten weten dat het blad niet in kiosken op stations en elders verkocht mag worden, daar de Spoorwegen niet toestaan dat op stations ‛pornografie’ wordt verkocht. De medewerkers aan dit nieuwe blad besluiten om zelf met het blad te gaan colporteren en met sandwich-borden wordt Alles Mag op het Rembrandtplein aan de man gebracht. Een van de colporteurs, de schrijver Jacques van der Ster, werd door een agent meegenomen naar het bureau aan de Halvemaansteeg om na te gaan of het venten van dit blad wettelijk is toegestaan. De politie heeft een aflevering in beslag genomen, maar tot een proces verbaal is het uiteindelijk niet gekomen.

Het openingsartikel ‛Op zij, op zij, want ik mag alles’ is van de hand van Simon Carmiggelt; verder zijn er bijdragen van Adriaan Morriën, J.A. (Jan) Blokker, Hugo Claus, Frits van der Molen, Remco Campert en gedichten van Annie M.G. Schmidt, J.B. Charles en A. Viruly. Het geheel is rijkelijk geïllustreerd met tekeningen en cartoons van Charles Boost, Lex Metz, Lucebert, Fiep Westendorp, Hugh Jans e.v.a. Op de middenpagina's prijkt het essay ‛Dag dokter’ van de toen nog jonge auteur Willem Frederik Hermans, met afbeeldingen van oude medische instrumenten. Het essay zal Hermans in 1964 opnemen in zijn bundel Het sadistische universum 1. Op pagina 15 zijn vier gedichten opgenomen: twee van Karel Bralleput en Henk Zultvouwer, beide pseudoniemen van Carmiggelt, en twee van THEO en KLAASJE. Ook de laatste twee zijn volgens Ruud Broens, de bibliograaf van Carmiggelt, met grote waarschijnlijkheid toe te schrijven aan Carmiggelt. Begin jaren tachtig heeft hij hierover navraag gedaan bij Carmiggelt, maar deze kon het zich niet meer herinneren. Dat de Duitse bezetting nog vers in het geheugen ligt, blijkt uit een tekening van Charles Boost, waar een Duitser getekend in de stijl van George Grosz de deur wordt gewezen van Loeki's Bar, het café van Theo Ruiter aan de Rozengracht 160, met de tekst: “Bij Theo mag bijna alles”.

De journalist van Het Vrije Volk heeft weinig vertrouwen in de voorzetting van het nieuwe blad; over de presentatie aan de pers heeft hij het over “ . . . het eerste (wellicht laatste) nummer . . . ”. Na verschijning van het eerste nummer is het blad inderdaad roemloos ten onder gegaan en geheel in vergetelheid geraakt, om af en toe op te duiken in een antiquariaat. Polare (voorheen De Slegte) vraagt voor deze eenmalige uitgave momenteel € 95,00.

foto